hetverhaal van resident Maxine Palit de Jongh
"hetpaleis biedt niet alleen een inspirerende omgeving, maar ook de mogelijkheid om in direct contact te komen met een breed en divers publiek"
Maxine Palit de Jongh is schrijver, dichter en theatermaker. Ze schrijft over gevoelige, soms ongemakkelijke thema's en zoekt naar de vreugde en schoonheid daarin. Maxine experimenteert met vormen en samenwerkingen, vaak met jonge spelers en andere kunstenaars. Zo vond ze ook haar weg naar de residentiewerking van hetpaleis. Die is erop gericht dat makers een artistiek concept of een vormidee kunnen voorleggen aan een jong publiek. Voor vele residenten is het de eerste keer dat ze met een jong publiek in aanraking komen. Zo ook voor Maxine.
Maxine, wat wilde je doen tijdens je residentie?
In eerste instantie wilde ik een voorstelling maken voor kinderen vanaf vier jaar, maar gaandeweg verschoof de focus naar een iets oudere doelgroep. Ook dat is een onderdeel van de residentiewerking. Behalve het eigen artistieke onderzoek is het ook een onderzoek naar het doelpubliek: voor welke leeftijd is dit materiaal geschikt? Het thema bleef wel hetzelfde: woede. Ik heb zowel geschreven, als geëxperimenteerd op de vloer.
Je kan vergelijken, want je deed ook al op andere plekken een residentie. Wat maakt die in hetpaleis uniek?
Een groot verschil is dat je hier de mogelijkheid hebt om een jong testpubliek uit te nodigen. Dus in hetpaleis is meer ruimte om te zoeken, spelen, bewegen… Twee kleuterklassen uit Antwerpen kwamen langs en we dachten samen na over het thema. In een eerdere residentie werkte ik ook met testpubliek en daar moest ik echt naar een voorstelling toewerken. Hier had ik meer vrijheid om in die onderzoeksfase te blijven.
Waarom wilde je hier een residentie doen?
Omdat hetpaleis een plek is in het hart van de stad, dicht bij het publiek dat ik wil bereiken: kinderen met verschillende achtergronden. Ik vind het belangrijk dat als het publiek divers is, de makers dat ook zijn. hetpaleis biedt niet alleen een inspirerende omgeving, maar ook de mogelijkheid om in direct contact te komen met dat brede en diverse publiek.
Je residentie focust zich op woede. Er is veel om boos over te zijn in de wereld, ook als kind/ jongere. Hoe ging je daar mee aan de slag met hen?
Door aan kinderen te vragen: hoe word je boos? Wat doe je als je écht woedend bent? Ik heb ze een dier laten uitbeelden dat voor hen woede symboliseert. Tijdens een try-out vond een jongen eerst dat een vlinder symbool stond voor woede, maar dat veranderde al snel in een beer toen ik verbaasd reageerde. Sommige kinderen kozen dan weer voor een vlieg, misschien omdat die weg kan vliegen. Ik wilde in mijn onderzoek te weten komen op welke leeftijd je voor het eerst sporen van activisme kan waarnemen bij een kind. Wanneer verandert de woede over persoonlijke frustraties in een woede over zaken die fout lopen in de samenleving? Kan een kleuter al woede voelen over wantoestanden in de maatschappij?
Je had contact met kinderen tijdens je residentie. Wat heb je van ze geleerd?
Ik bracht tijd door met dekapers, een groep kinderen die wekelijks theaterworkshops volgen in hetpaleis, en nodigde twee keer een klas uit voor een try-out. De eerste klas leerde me dat ze nog te jong waren voor het onderwerp, maar ook dat ze veel meer te zeggen hebben over boosheid dan alleen “ik ga roepen”. De tweede - iets oudere - klas leerde me wanneer een verhaal werkt en wanneer niet. Wanneer verlies ik hun aandacht? Of wanneer worden ze juist meegezogen door de personages? Dit was waardevolle feedback voor de verdere ontwikkeling van mijn tekst.
Naast kinderen kwamen er ook andere makers langs bij jou: Marah Haj (danser, acteur en maker) en Joshua Smits (acteur en maker). Hoe verdiepten zij het thema voor jou?
Met Joshua zocht ik uit hoe ik zelf kon spelen. Ik liet hem ook een tekst lezen. Met Marah werkte ik een personage, Willa, verder uit en dachten we na over hoe we boosheid een andere vorm konden geven dan die typische duistere, agressie. We zijn meer op de vloer gaan werken en hebben een basis voor een voorstelling gemaakt. Naast de samenwerking met andere makers waren ook de gesprekken met het educatieve team en Koen Haagdorens (dramaturg hetpaleis) van grote waarde voor mijn proces.
Hoe gaat jouw werk verder na je residentie in hetpaleis?
Ik zit nog in een talententraject voor proza in Nederland, waar ik tegelijkertijd werk aan deze voorstelling en een bijbehorend prentenboek. Daarnaast heb ik subsidies ontvangen voor andere voorstellingen, maar die zijn gericht op een volwassen publiek. Ik werk vaak aan meerdere voorstellingen rond hetzelfde thema, zoals ook over woede bij vrouwen, maar er staat momenteel geen specifieke productie op de planning.
Kan je ook bevindingen uit deze residentie meenemen naar het stuk over woede bij vrouwen?
Ja, hoe woede wel of niet de aandacht krijgt. Hoe je daar mee omgaat of niet. Of je het verstopt of niet. Of je er stil van wordt of net heel luid. Of dat geluid er dan mag zijn… dat kent zijn oorsprong wel in de kindertijd. Dat neem ik zeker mee.
Je ging ook naar voorstellingen kijken waardoor je ook het jonge publiek kon leren kennen en kwam in contact met dekapers, werkte samen met onze educatieve medewerkers en met onze dramaturgie. Hoe heb je je residentie beleefd?
Ik vond het heel leuk en leerrijk. Het was fijn om een hele ruimte voor mezelf te hebben, waar ik als schrijver niet alleen kon creëren, maar ook gesprekken kon voeren en andere makers kon ontmoeten. Die uitwisseling komt er doordat er ruimte is om ook naar voorstellingen te gaan kijken en heeft ook een wisselwerking met mijn eigen proces. Burning City, ook over woede en revolutie, ging toevallig in première aan het einde van mijn residentie en sloot mooi aan bij mijn onderzoek. Het had een impact op hoe ik er verder mee ben gaan werken. hetpaleis voelt echt als een open en uitnodigende plek. Dat smaakt naar meer.