Karolina Maruszak

het verhaal van een kind op de vlucht

Op 8 oktober 2022 ontving hetpaleis Little Amal – een kind op de vlucht, onderweg van Syrië naar Manchester. De passage van Amal was een aangrijpende en memorabele gebeurtenis. Amal was geen echt kind, maar een reuzenpop die werd ontworpen door de Zuid-Afrikaanse Handspring Puppet Company. Naar aanleiding van dit project, dat aandacht vraagt voor het lot van kindvluchtelingen, startte hetpaleis met een inzamelactie ten gunste van vluchtelingen uit de jungle, zoals het vluchtelingenkamp nabij Duinkerke en Calais wordt genoemd. Het personage van Little Amal is gebaseerd op een figuur uit een theaterstuk dat enkele jaren geleden in die jungle werd gemaakt. Een paar dagen na haar doortocht door Antwerpen bezocht de kleine reuzin Duinkerke en Calais.

Enkele maanden later traden medewerkers van hetpaleis in haar voetsporen, om de ingezamelde spullen naar de plaats van bestemming te brengen: het kamp van Grande-Synthe (Duinkerke). Dat was in januari. Wie kon vermoeden dat een paar maanden later inwoners van Oekraïne op de vlucht zouden worden gedwongen. Unicef spreekt over meer dan anderhalf miljoen kinderen die het land uitvluchtten. Deze crisis gaat gepaard met het debat over de ongelijke behandeling van vluchtelingen, wat ook een gesprek is over de ongelijke behandeling van kinderen, die de meest weerloze spelers zijn in dit verhaal. Soms zitten deze kinderen in ons publiek. Onderstaand verslag dateert van januari en vraagt aandacht voor de actie In My Name, die strijdt voor een transparanter beleid voor alle mensen op de vlucht. 

Het afleveradres voor de ingezamelde spullen is de organisatie MRS (Mobile Refugee Support). Deze is gehuisvest op een industrieterrein nabij Duinkerke, een moeilijk te vinden plek, verscholen achter een bedrijfje. We hebben in een tankstation afgesproken met een tussenpersoon, Dorothy, die ons de weg naar MRS zal tonen en daarna het kamp zal laten zien. Dorothy is een West-Vlaamse gepensioneerde vrouw, ze duikt minstens om de twee dagen in het kamp op met een auto vol spullen, die ze persoonlijk aan de bewoners uitdeelt. Ze doet dat al 6 jaar, ze kent vele bewoners, ze wordt door velen als een tweede moeder beschouwd. Dorothy maakt geen deel uit van MRS, ze opereert alleen maar onderhoudt een nauwe band met de organisatie. 

In het tankstation begint Dorothy meteen te vertellen hoe de zaken er die week voorstaan. Een man raakte geplet onder een vrachtwagen. Een jongen verdronk op zee. Een gezin met jonge kinderen had geprobeerd met een bootje het Kanaal over te steken, maar dat mislukte; Dorothy zag hen terug in het kamp, met onderkoelingsverschijnselen, de moeder was haar schoenen kwijt. Enkele nachten geleden werd een lading kleding en vervallen voedsel gedumpt op het terrein. Voor de rest was het momenteel tamelijk rustig in het kamp, aldus Dorothy, niet al te veel bewoners. Dorothy rijdt 140 km/uur wanneer ze ons voorrijdt richting MRS. Het moet vooruit gaan.

MRS beheert een grote loods, die op enkele kilometers van het vluchtelingenkamp ligt. We zitten niet ver van de zee. Dat is de reden waarom het kamp hier ligt: mensen willen de oversteek maken, richting UK. Tot enkele jaren geleden gebeurde dat via vrachtwagens die door de tunnel gingen, nu gaat het vooral over zee. Grande-Synthe heeft een Decathlon die stopte met de verkoop van recreatie-rubberboten, zwemvesten en roeispanen, omdat ze levensgevaarlijk zijn wanneer ze worden ingezet voor mensensmokkel over zee.

In de loods worden binnenkomende giften grondig gekeurd en vervolgens verdeeld over de stapelrekken van de verschillende afdelingen van de loods: tenten, slaapzakken, slaapmatjes, jassen, schoenen, broeken, maar ook hygiëne (tandpasta, zeep, etc.), voeding, kookgerei. Er is ook een werkplaats waar oude telefoons worden gereactiveerd of uit elkaar worden gehaald om er powerbanks van te maken. Vluchtelingen die in het kamp verblijven kunnen een ‘bestelling’ plaatsen bij MRS: het gevraagde materiaal wordt nog dezelfde dag of de volgende dag in een pakket geleverd. De vrijwilligers van MRS kennen de bewoners van het kamp, er is een grote vertrouwensband. De vrijwilligersploeg telt bij ons bezoek zo’n kleine tien mensen: Britten, Ieren, Belgen, een fijne ploeg. Strakke organisatie, efficiënt en professioneel. Het ingezamelde materiaal van hetpaleis wordt warm onthaald, maar er wordt ook veel geweigerd. De argumenten waarom sommige giften die er nochtans best goed uitzien worden geweigerd maken iets duidelijk over de omstandigheden waarin de kampbewoners leven. Die zijn zonder meer extreem, zo blijkt wanneer we een uur later in het kamp arriveren.

Het kamp ziet er niet uit als een kamp. Het is een terrein tussen bedrijven, een drukke autoweg, een kanaal, stukken bos en open veld, en verlaten treinsporen. Op die sporen staan een reeks iglotentjes, vaak zijn die bedekt met een plastic zeil of met een deken dat ligt te drogen. Later zullen we zien dat er verspreid in de bosjes nog tal van kampementen zijn, soms in groep, soms geïsoleerd.

Er branden houtvuren. Overal hangen mensen rond, de meesten zijn jonge mannen, mensen checken hun smartphone. Op de grond ligt een pallet waarop stekkerdozen zijn vastgeschroefd, een generator zorgt voor elektriciteit waarmee de smartphones kunnen worden opgeladen. Er is een tentje waar kleren worden uitgedeeld en een busje dat thee schenkt. Er lopen wat hulpverleners rond, van verschillende vrijwilligersorganisaties, en met verschillende methodieken die naast elkaar bestaan. In een auto rijden twee vrouwen rond met medicatie. Er staat een bus met de deuren open te wachten, binnenin zitten een vijftal hulpverleners in uniform. Dorothy legt uit dat de bus er elke ochtend staat: wie wil kan opstappen en wordt naar een overnachtingsplek gebracht, vaak ver Duinkerke. Niet veel later vertrekt de bus, leeg. Niemand wil mee, mensen willen in het kamp blijven. Wellicht om zo snel mogelijk de zee op te gaan. 

We zijn nog maar net toegekomen of een man klampt Dorothy aan. Hij wijst naar een viaduct wat verderop en vertelt dat daar op de pechstrook een zwangere vrouw staat die het niet aandurft om de berm af te klauteren om naar het kamp te komen, ook omdat ze kleine kinderen bij heeft. We vinden niemand om die vrouw te gaan halen. We beslissen dan maar om het zelf te doen. Een jonge vrouw die zes maanden zwanger is van een tweeling, samen met haar man, en twee kleuters. Ze staan op de pechstrook, behalve dat er eigenlijk geen pechstrook is, een gevaarlijke situatie. Ze komen, net zoals zovele van de kampbewoners, uit Iraaks Koerdistan. Wanneer ze uitstappen in het kamp haalt Dorothy ballonnen voor de kinderen en een klein pakketje voor de vrouw. Dorothy kent een paar woorden Koerdisch, die zorgen voor een glimlach bij de Koerden. Ze legt haar hand op de buik van de vrouw. ‘Be careful’. Er wordt snel gepolst of ze overnachting hebben. Dan worden ze in handen van de kampbewoners gelaten. De gedachte dat deze mensen mogelijk de zee op zouden gaan is onbevattelijk.

Bij onze ontmoeting in het tankstation had Dorothy ons meteen gevraagd of we de juiste schoenen aan hadden, want het is ruig terrein. In de loop van de dag keert het thema schoenen regelmatig terug in de gesprekken. Altijd eerst de voeten checken, had Dorothy ons gezegd, altijd zorgen dat mensen geschikte schoenen krijgen. En niet in de val trappen als iemand met propere blote voeten om schoenen vraagt: die is uit op een extra paar. Mensen die schoenen nodig hebben herken je aan de staat waarin hun voeten verkeren. Schoenen zijn dan ook gegeerd. Bij de inzamelingen zitten vaak afgedragen schoenen, die zijn nauwelijks bruikbaar voor het ruwe leven van deze mensen. Het Koerdische gezin draagt lichte schoenen, waarvan de hiel naar binnen is geplooid. Nauwelijks bruikbaar voor het leven in de modder, denken we.

Karolina Maruszak

In ons busje hebben we eten: brood en chocolade. We delen het niet met het gezin. Het wringt: de logistiek van de hulpverleners heeft zijn eigen logica en regels. We willen daar niet meteen tegen ingaan. Rationele overwegingen die ingaan tegen het hart.

Een jonge man passeert en vraagt ons of we een trui hebben voor hem. We hebben ons warm gekleed, want het is een koude dag. We zeggen dat we geen trui hebben voor hem.

Dorothy neemt ons mee. Ze toont een watercontainer, zoals jeugdbewegingen die gebruiken op kamp. Dit is het enige stromende water: één container voor een paar honderd mensen. Er zijn geen douches of wc’s. Het valt op dat er nergens een luifel, container of vaste structuur is te zien, niets dat echt onderdak biedt. We horen dat de oproerpolitie om de paar dagen het kamp binnenvalt, gewapend en soms met traangas: in het bijzijn van de bewoners (en hun kinderen) worden tenten kapotgesneden, bezittingen afgenomen, met een kraan wordt alles bij elkaar geveegd en afgevoerd. Met deze ontmoedigingsstrategie wil de Franse overheid verhinderen dat er ‘points de fixation’ ontstaan: vaste woonplekken. Mensenrechtenorganisaties zoals Human Rights Observers zorgen dat ze bij deze intimiderende ‘uitzettingen’ aanwezig zijn en documenteren wat er gebeurt. Na deze vernielingen wordt het kamp opnieuw opgebouwd, met de hulp van alle organisaties.

De modder. Het is een stralende dag, een staalblauwe lucht, maar overal is er modder. En massa’s afval. Tentstokken van vernielde tenten, achtergelaten kookgerei, kleren.

Enkele jongens staan kippenlever te bakken boven een houtvuur, in wat overblijft van hun door de politie vernielde shelter. Een jongen biedt ons een broodje met kippenlever aan. Dorothy weigert, ze wil alleen eten als ze mag betalen, wij weigeren ook. De jongen zit al twee jaar in het kamp. Hij vertelt dat hij binnen vijf maanden de zee hoopt over te steken, vermoedelijk omdat hij tegen dan het geld bijeen heeft voor de smokkelaars. Dorothy zegt dat ze ongetwijfeld smokkelaars kent in het kamp. Maar ze wil niet weten wie het mogelijk kunnen zijn. De jongen toont ons misprijzend een foto van Massoud Barzani op zijn smartphone, de leider van de Koerdische Democratische Partij en voormalig president van Iraaks Koerdistan. Voor hem is Barzani de reden waarom zijn land onleefbaar is geworden en de oorzaak van zijn leven als vluchteling. Dorothy vertelt later hoe zwaar deze jongen het heeft, niet alleen fysiek, maar moreel. De jongen dringt aan dat we een broodje met kippenlever van hem aannemen. We eten een broodje. Hij wil niet dat we iets betalen.

Iets verder: een man staat achter een tafeltje met pakjes sigaretten die te koop zijn. Daarnaast hangt een reddingsvest, wellicht ook te koop. Een vest dat levens redt. Het enige detail in het kamp dat expliciet verwijst naar het gevaar dat vele van de kampbewoners wacht.

We lopen verder het kamp in, de modder wordt dieper, we komen bij het kanaal. Onder het viaduct waar we eerder het gezin oppikten staan enkele tenten en een tafeltje waarop blikjes frisdrank staan om te verkopen. Een man staat te roken. Dorothy vertelt dat hij al drie jaar in het kamp woont, nu heeft hij zijn tent onder het viaduct opgeslagen. Aanhoudend het gedreun van de auto’s boven onze hoofden.

Voorbij het viaduct zitten de Pakistanen, zegt Dorothy. We gaan op zoek. Hier wordt het bos dichter, er ligt meer afval. Een achtergelaten alleenstaande tent ziet er miserabel uit, en eenzaam. Tussen de bomen door hier en daar kampementen. We vinden de Pakistanen niet.

We keren terug naar het drukste deel van het kamp. Dorothy gaat aan het werk. Ze opent de kofferbak van haar auto waar meteen een rij ontstaat, allemaal jongens. Een voor een bespreekt ze met de jongens wat ze nodig hebben. Het ziet er moederlijk uit, Dorothy is doortastend, zorgzaam, mild en vaak ook grappig. En ze kent de wereld van het kamp door en door. De jongen die ons eerder een broodje aanbood geeft Dorothy een zware powerbank, en vraagt of ze die voor hem wil opladen. Dorothy steekt hem weg en belooft dat hij binnen twee dagen zijn powerbank terugkrijgt. Soms doet ze nog andere persoonlijke dingen voor de bewoners. Soms neemt ze hun vuile was mee naar haar huis 60 km verder, en brengt ze die twee dagen later terug.

Het beeld van Dorothy die een zwarte onderbroek tussen haar beide handen opspant en met een vragende blik aanbiedt aan een jonge Koerd. Later houdt ze een andere jongen een sweater voor en moedigt hem aan die aan te nemen.

We lopen nog een ander pad in, dat langs het kanaal gaat, de velden in. Langs het kanaal staat nog een kampement: een tiental tenten, in twee rijen; daarvoor een rij winkelkarren en een grote stapel brandhout. De strakke organisatie valt op. Het contrast met sommige andere tenten is groot. Er is niemand te zien, je vraagt je af waar al die mensen zijn.

Charlie van MRS is gearriveerd met een jeep. Samen met zijn team deelt hij pakketten uit. In een andere auto zitten schoenen. Als je schoenen wil wordt er doorgevraagd of het toch zeker niet bedoeld is om ze te verkopen.

We praten met Tom, een Britse medewerker van MRS. Eerder kookte hij in het kamp, nu doet hij mee de verdeling van de hulppakketten. Toen Little Amal Calais bezocht coördineerde Tom het spektakel. Het stadsbestuur wilde geen toestemming geven voor sommige onderdelen van het evenement, dat werd gelezen als een manifestatie. Amal mocht ook niet het strand op. Tom vertelt dat ze toch het strand is opgegaan. En dat het spektakel opvallend veel bewoners van de achtergestelde wijken van Calais aantrok.

Tom zegt dat er heel soms theatermensen opduiken in het kamp om iets voor de kinderen daar te doen. ‘So you guys can come and do your shit’.  We horen over Project Play, een NGO van leraars en speelpleinwerkers die zich focust op het scheppen van speelruimte voor kinderen. Later bezoeken we hun website, deze draagt als slogan ‘Building Positive Memories’.

Er komen nog auto’s toe: andere organisaties of particuliere initiatieven. Het wordt opvallend druk. Vanuit een vrachtwagen worden voedselpakketten uitgedeeld, het lijkt een oorlogstafereel. Een wagen voor paardentransport rijdt tot aan de watercontainer en begint deze bij te tanken. Er worden nog paletten met stekkerdozen geïnstalleerd. Een auto met enkele inzittenden is toegekomen en deelt iets uit aan de geïnteresseerden, waaronder de zwangere Koerdische vrouw die we eerder van het viaduct haalden. Een van de inzittenden van de auto heeft haar arm om de schouders van de vrouw geslagen en doet uitbundig tegen de kleuters. Die houden een rode, nog niet opgeblazen ballon in hun hand geklemd. Er wordt geposeerd voor een foto. 

We nemen afscheid van Dorothy en rijden tot aan het strand. Iemand vertelde ons hoe je soms bij valavond een groepje mensen zonder bagage het kamp ziet uitstappen. Via sluiproutes gaan ze richting dit strand, om de oversteek te maken. We kijken naar een wilde branding. Niet veel verder zie je de ferry’s de haven van Duinkerke uitvaren.

Enkele dagen later post Dorothy op social media: 

“Met een klein hartje zoals altijd vertrek ik nu naar de jungle in Duinkerke niet wetende wat er vandaag zal gebeuren. Ik heb mijn normale verzorgingsproducten mee, maar ook veel sweaters en ....99 onderbroeken ...gekregen van Oxam Oostende super .en in goede staat .dank je wel Lesly. Wat dekens ....maar spijtig genoeg geen schoenen . Ik doe een dringende oproep voor heren schoenen..handschoenen ..mutsen en sjaals En natuurlijk warme vesten ..tenten slaapzakken. Op mijn rekening voor de vluchtelingen staat niet genoeg om zo aankopen te doen ....daarom vraag ik a.u.b help deze mensen ..ze slapen buiten het is bitter koud en vele hebben voeten in een zeer slechte staat hun schoenen zijn doorweekt ..of de zool hangt los ..het is niet om aan te zien . Je kan ze helpen met te storten op dit nr ieder bedrag hoe klein ook.. helpt hun ..dank je wel." - Dorothy.Saudemont- Vluchtelingen - BE98 7360 7498 3993



Meer weten en doen?